‘Nederland is een levend lab vol data waarmee de leefstijl van mensen te sturen is’

Jeroen Lakerveld begon in het ziekenhuis in Utrecht als fysiotherapeut. Hij kwam terecht op de vaatafdeling. „Bijna al die mensen hadden diabetes type 2 en al die mensen rookten. Als ik ze ophaalde uit het rookhok dacht ik: we zijn te laat!” Toen ging hij promotieonderzoek doen naar leefstijlinterventies. Het frustrerende was: wat in gecontroleerde omstandigheden wel werkte, lukte in het echte leven niet. „Ik zag helemaal geen effect, de gezondheidsrisico’s gingen niet omlaag. Je kunt wel proberen iemands gedrag te veranderen, maar het wordt niets als de omgeving niet verandert.”

En nu richt Lakerveld zich al dertien jaar op die omgeving. Het Amsterdam UMC kreeg in november 10,5 miljoen euro om met andere Europese onderzoekers vijf jaar data te verzamelen en analyseren en oorzaken van obesitas beter in beeld te brengen. OBCT heet het project: Obesity: Biological, socioCultural and environmental risk Trajectories. Simpel gezegd kijken de onderzoekers naar groepen mensen met verschillende achtergronden op verschillende plekken. Waarom krijgt de één wel overgewicht en de ander niet?

Is dit geen opendeuren-onderzoek?

„Op het eerste gezicht is het simpel, ja. Het heeft allemaal te maken met leefstijl, beweging en voeding, meer energie erin dan eruit gaat. Maar achter dat gedrag zitten oorzaken en er zijn verschillende risicofactoren. We identificeren in dit project genetische aanleg voor het krijgen van overgewicht. Verder kijken we naar de sociaal-culturele omgeving: wat is de norm voor de mensen met wie jij omgaat? Is het normaal om op de bank voor de tv te eten? En we analyseren de fysieke omgeving. Hoe groot is bijvoorbeeld de dichtheid van fastfood in een buurt, of hoe zit het met de drivability?”

Zo kun je met een soort peilstok een kaart maken en zien welke gebieden oplichten

Drivability?

„In sommige gebieden, ook in Nederland, word je zo ongeveer de auto in geduwd. In Oost-Groningen meer dan in Amsterdam, omdat de supermarkt ver weg is, winkels in de buurt zijn gesloten, alles te ver weg is om te fietsen en omdat je overal makkelijk kan parkeren. In buurten met een hoge drivability komt meer diabetes voor.

„Soms vind je tegenintuïtieve resultaten of gaan ongezonde factoren samen met gezonde. Neem station Utrecht Centraal. Daar is een overweldigend aanbod aan ongezond eten, maar er zit ook de grootste fietsenstalling ter wereld.”

Wat kun je met die data?

„Het is belangrijk om te laten zien dat het écht zo is, zodat beleidsmakers kunnen ingrijpen. Verschillen tussen buurten zijn relevant, omdat iedereen is blootgesteld en die factoren onderdeel zijn van een systeem dat bijdraagt aan gezondheidsproblemen en -ongelijkheid. Zo kun je met een soort peilstok een kaart maken en zien welke gebieden oplichten zodat je weet waar een interventie het meest nodig is. Tegelijkertijd moet je ook zoeken naar goed vergelijkingsmateriaal en over de tijd kijken of een aanpassing in de omgeving ook echt ander gedrag oplevert, of daarna overgewicht afneemt en uiteindelijk ook minder diabetes en hart- en vaatziekten voorkomen.”

Kijken jullie ook naar ‘blue zones’, waar mensen gezond oud worden, zoals in delen van Italië?

„Wij focussen vooral op obesitas, gezondheidsrisico’s en ongelijkheid. Tegelijkertijd ontdek je dan ook veel over gebieden waar het goed gaat. Met die blue zones is trouwens wel iets interessants aan de hand. Die dingen waardoor mensen heel oud werden, waren vaak uit nood geboren. Die gezonde ouderen moesten ooit uit armoede een moestuin beginnen. Nu is het goedkoper om naar de supermarkt te gaan en ultrabewerkt voedsel te eten.”

Stel, we hebben je postcode, dan kunnen we zien hoe sterk de blootstelling aan ongezonde factoren in jouw omgeving is

Hoe breng je 28 landen in kaart?

„Dat is een enorme uitdaging. Nederland is een soort levend laboratorium. Op een klein oppervlak is ontzettend veel data beschikbaar. Niet alleen geografisch, ook uit cohortstudies en bijvoorbeeld van het Centraal Bureau van Statistiek. Die kunnen we met hulp van onze geografen verrijken met omgevingsdata om epidemiologisch onderzoek te doen. Nederland heeft bovendien veel verschillen: stad en platteland, sociaal-cultureel… die verschillen heb je ook weer nodig om de spreiding in datasets te verklaren.

„Als je landen wilt vergelijken heb je niet zo veel aan lokale data in hoge resolutie, je moet op zoek naar data waarbij op dezelfde manier wordt gemeten. Het is heel ingewikkeld om datasets voor zoiets als sociaal-economische status van een buurt of fastfoodblootstelling uniform te krijgen.”

Wat doen jullie met genetische data?

„Je wilt niet alleen weten in hoeverre er sprake is van genetische aanleg voor overgewicht, maar ook hoe de interactie tussen genen en omgeving werkt. Die data vertalen we naar een screener: een versie voor zorgverleners en een voor gewone mensen. Stel, we hebben je postcode, dan kunnen we zien hoe sterk de blootstelling aan ongezonde factoren in jouw omgeving is. Het is ook handig om te weten waar je nog meer vaak komt, zoals waar je werkt. En we nemen wat wangslijm af om je genetische belasting te zien. Zo krijg je een holistisch beeld van jouw risico’s en wat je kunt doen om die te verkleinen.”

Wie een hond heeft en van hardlopen houdt, kiest een buurt die daarbij past

Hoe ver kun je op de kaart inzoomen?

„Tot zo’n honderd bij honderd meter. Die schaal geeft voldoende mogelijkheden om relevante blootstellingsgebieden rond woonadressen te bestuderen. Een goede grootte is wel lastig te bepalen. Sommige mensen blijven dicht bij huis, andere hebben een grote actieradius. Een ander punt is: mensen wonen niet toevallig waar ze wonen. Wie een hond heeft en van hardlopen houdt, kiest een buurt die daarbij past. Dus als je beweegvriendelijkheid van de buurt koppelt aan het gedrag van bewoners, kun je te maken krijgen met omgekeerde causaliteit. Dat zijn allemaal uitdagingen voor mijn vakgebied.”

U noemt zichzelf een upstreamist. Wat is dat?

„Een verhaaltje. Drie mannen zitten bij een rivier als ze een kind in het water horen schreeuwen. Ze springen in de rivier en redden het kind. Daarna komt er nog een, en al snel staan ze in het water al die kinderen te redden. Eentje maakt een vlot waarmee hij een paar tegelijk redt, de ander gooit een touw naar kinderen buiten z’n bereik. De derde loopt weg. Stroomopwaarts ziet hij dat kinderen bij een kapotte brug in het water vallen. Hij repareert de brug zodat er geen kinderen meer in het water vallen.

„Vertaal dat naar chronische aandoeningen van nu. We staan mensen met chronische ziekten uit het water te trekken, veroorzaakt door hoge bloeddruk en cholesterol, veroorzaakt door ongezonde leefstijl. Dat komt weer door gebrek aan kennis, doorzettingsvermogen, vaardigheden. Dat wordt weer beïnvloed door de omgeving. Je kunt een kind met astma wel een puffertje geven, maar je moet ook weten of er vocht in huis is, wat de woningbouwvereniging doet en of de woning naast een snelweg ligt. Je moet de oorzaken van de oorzaken aanpakken.”